Recent pakten zowel de BBC als enkele Nederlandse media uit met koppen over het feit dat sportevenementen geen economische impact genereren. Aanleiding was een review geschreven door het Britse ‘What Works Centre for Economic Development‘. Hoewel de onderzoekers onderkennen dat niet alleen economische effecten, maar ook sociaal-maatschappelijke effecten overheidsbijdragen in sportevenementen zouden kunnen legitimeren, zou dit onderzoek toch een bommetje kunnen leggen onder het politiek draagvlak voor sportevenementen. En dit is volkomen onterecht.
Al ruim vijf jaar doen onderzoekers uit heel Nederland onderzoek naar de economische impact van sportevenementen middels een gezamenlijk doorontwikkelde methodiek van de ‘Werkgroep Evaluatie Sportevenementen’. Door additionele bestedingen te bevragen onder deelnemers,bezoekers en organisatie kan het effect op de lokale economie middels een input-output model worden vastgesteld. Vrijwel zonder uitzondering is er sprake van een economische impuls, soms tot wel zes keer de investering vanuit de overheid. Ook in de internationale literatuur worden deze effecten bevestigd.Maar waarom komen de Britten tot een compleet andere conclusie?
Oorzaak ligt in de wetenschapstraditie van de betreffende onderzoekers. In de natuurwetenschappelijke traditie is de experimentele opzet, liefst met een ‘randomized controlled trial’ (RCT), heilig. Zonder controlegroep kan er geen effect worden vastgesteld. In het sociale domein is deze methodologie minder dominant. Bezoekers van een niet bestaand evenement in een controlestad zijn nu eenmaalmoeilijk te bevragen. Onderzoek naar effecten van evenementen middels een RCT is dan ook schaars.
Desondanks werden in het Britse onderzoek alleen onderzoeken met een experimentele opzet meegenomen. Omdat die er rondom evenementen, logischerwijs, nauwelijks zijn, kozen zij er voor om ook de impact van sportteams en sportaccommodaties te includeren. Tientallen publicaties die wel over het specifieke onderwerp gingen, werden niet geïncludeerd vanwege de gebruikte methodes. Vervolgens wordt er een uitspraak gedaan over de impact van major sportevenementen, terwijl vrijwel geen van de meegenomen onderzoeken hier over gaat.Als onderzoeker van zowel maatschappelijke als economische effecten van evenementen hoop ik dat wij deze methodologische discussies blijven voeren. Voor specifieke maatschappelijke side-events zouden RCT’s erg interessant zijn. Voor economische impact zullen de input-output modellen doorontwikkeld moeten worden. Maar vooral door kwalitatief onderzoek, bijvoorbeeld middels procesevaluaties, kunnen we leren welke werkende mechanismen er zijn binnen evenementen.
Want wat de organisator precies kan doen om de effecten te vergroten, daar weten we nog veel te weinig van.Wel weten we dat economische effecten op korte termijn er veelal wel zijn, maar met name bij de mega evenementen (Olympische Spelen, WK voetbal) niet opwegen tegen de kosten. Bij major evenementen is de impact vaak wel hoog, maar komt deze wel vooral bij horeca en toerisme terecht. Om te legitimeren dat overheden sportevenementen inzetten om beleidsdoelstellingen te realiseren, vergt een blik die breder is dan de economische. Maar ook voor sociale, culturele, ruimtelijke en sportieve impact is het de vraag of de RTC de geijkte methode is.
Eerder gepubliceerd op: http://www.sportsciencegroningen.nl/